Responsief onderzoek, een welkome aanvulling
Wat doe je als auditor als meningsverschillen, tegenstellingen, complexiteit en machtsverhoudingen groot zijn? Denk je dan aan een reguliere audit? Waarschijnlijk niet. In gesprek met Tineke Abma over responsief onderzoek als innovatieve vorm van audit.
Wie is Tineke Abma?
“Sinds 1 december 2019 ben ik directeur-bestuurder van Leyden Academy on Vitality and Ageing. Ik doe al meer dan 25 jaar onderzoek naar thema’s die raken aan het ouder worden, zoals patiënt- en burgerparticipatie, langdurige zorg, ethiek en diversiteit. Het perspectief van de oudere zelf als vertrekpunt nemen en oog houden voor de verschillen tussen mensen is zowel in mijn persoonlijke drijfveer als de rode draad in de onderzoeken en activiteiten van Leyden Academy. Daarnaast ben ik sinds juli 2021 bijzonder hoogleraar Ouderenparticipatie bij de afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde (PHEG) van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Tot 1 januari 2022 was ik ook verbonden aan het Amsterdam UMC (locatie VUmc) als hoogleraar Participatie & Diversiteit. Ik ben opgeleid als verpleegkundige en promoveerde in 1996 in Beleid en Management Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van 2002 tot 2009 werkte ik als associate professor aan de Universiteit van Maastricht, waarna ik de overstap maakte naar Amsterdam waar ik werd benoemd tot bijzonder hoogleraar Cliëntenparticipatie in de ouderenzorg.
Op 23 juni 2023 hield ik mijn oratie ‘The Art of Belonging’ naar aanleiding van mijn benoeming. Belonging verwijst naar een fundamenteel menselijk verlangen om erbij te horen zonder je te hoeven aanpassen, gewoon door te zijn wie je wilt zijn. Het is geen vanzelfsprekendheid, zeker niet voor ouderen en degenen die niet in een hokje passen. Ik leid daartoe onderzoek ter versterking van de positie van ouderen en oudere patiënten in zorg, beleid en wetenschappelijk onderzoek. De inclusie en maatschappelijke participatie van mensen in een kwetsbare situatie hebben mijn bijzondere aandacht.”
“Het loont om alle stakeholders zeggenschap te geven in het proces, en ruimte te maken voor de stem van degenen voor wie beleid is bedoeld”
U hebt een voorliefde voor responsief onderzoek, waar komt die vandaan?
“Al in de jaren negentig zag ik dat traditionele beleidsevaluaties weinig inzicht gaven in de (on)bedoelde neveneffecten van beleid door een focus op het meten van de doelrealisatie. En ook dat de oorzaken van het succes of falen van beleid in nevelen bleven gehuld. Beleid bleef een black box. Bevindingen bleven vaak onderbenut en stakeholders voelden zich onvoldoende gehoord. Ik ging daarom op zoek naar andere benaderingen en kwam het werk tegen van Robert Stake, Egon Guba en Yvonna Lincoln over responsieve evaluatie. Voor responsief onderzoek heb ik mijn kennis verbreed in Amerika, en heb ik deze mensen persoonlijk opgezocht en meermaals gesproken. Mijn passie voor responsief onderzoek heb ik vertaald naar een promotieonderzoek aan de Erasmus Universiteit in 1996. De uitkomsten van mijn promotieonderzoek zijn nog steeds actueel. Kortgezegd, dat het loont om alle stakeholders zeggenschap te geven in het proces, en ruimte te maken voor de stem van degenen voor wie beleid is bedoeld. Dan mobiliseer je niet alleen alle kennis, maar zorg je ervoor dat mensen zich eigenaar gaan voelen van de uitkomsten.”
Wat is de oorsprong van responsief onderzoek?
“Het is een benadering die uitgaat van pluraliteit. Pluraliteit betekent ‘meervoudigheid’ van waarden en belangen. Beleid zal voor de verschillende stakeholders tegenstrijdige waarden en betekenissen hebben. Beleidsmakers kunnen doel- en rechtmatigheid hoog in het vaandel hebben, terwijl uitvoerende ambtenaren juist waarde hechten aan hun normatieve professionaliteit en burgers aan hun kwaliteit van leven. Die waarden zijn allemaal belangrijk, maar als één waardenlogica dominant wordt kan dit leiden tot grote schade. Zie de toeslagenaffaire. Er ontbrak daar een feedbackmechanisme waardoor beleidsmakers geen zicht kregen op de impact van het beleid op burgers en alles werd ondergeschikt gemaakt aan één doel, namelijk fraudebestrijding. Door het in kaart brengen van de verschillende perspectieven van de stakeholders en hun context ontstaat een breder en een beter geïnformeerd beeld over hoe beleid werkt en doorwerkt in de levens van burgers.”
Is er één werkelijkheid?
“Een sociaal-constructivistisch uitgangspunt is dat elke stakeholder een bepaald, gesitueerd perspectief heeft op de werkelijkheid en dus per definitie slechts een deel van de werkelijkheid kan geven. Simpeler gezegd, iedereen heeft een bepaalde bril die wordt bepaald door je sociale positie. Een beleidsmaker kijkt anders dan een beleidsuitvoerder of lid van de doelgroep waarop het beleid is gericht. De verschillende perspectieven bij elkaar vormen een beter geïnformeerde werkelijkheid. Radicaal geformuleerd: er is niet één werkelijkheid. Mensen construeren de sociale werkelijkheid in interactie met elkaar.”
Wat bedoelt u met de ‘vierde generatie evaluatie’?
Responsief onderzoek of responsieve evaluatie sluit aan bij de vierde generatie evaluatie. De eerste generatie evaluatie richt zich op meten, de tweede generatie op beschrijven en de derde generatie op oordelen. Iets is goed of slecht. De onderzoeker is normatief. Dit type evaluatie wordt vaak door auditors gebruikt. De vierde generatie evaluatie gaat uit van pluraliteit, van de meervoudigheid van mensen en de manieren waarop mensen denken, voelen, zien en doen. Het gaat niet om meten, beschrijven of oordelen maar om onderhandelen in de zin van een dialoog voeren. Evaluatie is dan een interactief proces waarin stakeholders, dat zijn groepen die van belang zijn voor of belang hebben bij de evaluatie, in dialoog of onderhandeling gaan. Dit proces wordt gefaciliteerd door de onderzoeker. Die zelf overigens ook opereert vanuit eigen waarden, en zich daar reflectief toe verhoudt.”
Wanneer maak je gebruik van responsief onderzoek?
“Responsief onderzoek is vooral geschikt bij uiteenlopende perspectieven binnen een grote groep actoren. Dit geldt voor complexe situaties die niet geschikt zijn voor toetsend onderzoek. Denk aan situaties waarin er geen theorie of algoritme voorhanden is en een duidelijke gemeenschappelijke standaard of norm ontbreekt. In responsief onderzoek staat de dialoog tussen de belanghebbenden centraal. Dit geeft de belanghebbenden meer inzicht in elkaars ervaringen, waarden en drijfveren. Hierdoor krijgen de belanghebbenden meer wederzijds begrip. Op deze manier komt er ook een wederzijds leerproces op gang. Bij responsief onderzoek worden ook belanghebbenden betrokken die zich niet gehoord voelen. Het gaat vaak om ingewikkelde vraagstukken met morele dimensies waarbij je verandering wil bereiken. Ik deed bijvoorbeeld onderzoek naar de crisisopvang van GGZ-patiënten. Daar liepen de gemoederen hoog op en hadden psychiaters en verpleegkundigen een totaal ander beeld van de praktijk dan cliënten. Door de evaluatie kregen cliënten een stem en konden veranderingen worden doorgevoerd die bijdroegen aan hun kwaliteit van leven.”
Waarom is dit type onderzoek belangrijk?
“Bij beleid zijn we vaak eenzijdig gericht op het behalen van doelen via bepaalde plannen en instrumenten. Het is echter veel belangrijker om te kijken naar daadwerkelijke acties in de praktijk en ervaringen van mensen. Pas dan krijg je zicht op welke impact beleid heeft op mensen. Wat zijn hun issues en zorgen? Door middel van een dialoog tussen de belanghebbenden komt het gesprek op gang en krijgen we meer oog voor de werkelijkheid van andere mensen.”
“Het gaat bij responsief onderzoek niet alleen om de feitelijke werkelijkheid, maar om de subjectieve werkelijkheid: wat mensen ervaren”
De subjectieve werkelijkheid?
“Het gaat bij responsief onderzoek inderdaad niet alleen om de feitelijke werkelijkheid, maar om de subjectieve werkelijkheid: wat mensen ervaren, wat situaties voor hen betekenen. In het onderzoek naar de crisisopvang was eerder alleen aan professionals gevraagd of zij een verbetering zagen door de introductie van de Psycholance (soort ambulance voor GGZ-cliënten). Alleen de vraag of dit ook aan cliënten was gevraagd, was een schok. Want dit waren de onderzoekers ‘gewoon’ vergeten. Zo kreeg ik die opdracht. En wat bleek? Cliënten waren veel kritischer over de zorg en benoemden het belang van persoonlijk contact als de factor die verschil maakt in de zorg. Dat was echt een eyeopener voor de professionals.”
Hebt u nog een voorbeeld?
“Een ander voorbeeld is het onderzoek dat we op dit moment uitvoeren in de wijk Laak in Den Haag in samenwerking met het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Het SCP kwam bij ons omdat zij constateerde dat ze bepaalde groepen niet bereiken met hun enquêtes. Hun onderzoek is daardoor niet representatief. Wij gaan de wijk in en bouwen vertrouwen op met bewoners die wantrouwend staan ten opzichte van instituties. Tijdens dit onderzoek hebben we bewoners foto’s laten maken van hun wijk, omdat zij vaak een beperkte taalvaardigheid hebben. Zij kregen een camera en mochten zelf bepalen wat ze fotografeerden. Dat op zichzelf had al waarde, zij kregen hiermee namelijk letterlijk de regie in handen. De foto’s werden vervolgens door de bewoners geselecteerd voor een tentoonstelling voor beleidsmakers en professionals. Een bewoner koos voor beeld dat zij benoemde als: ‘Ik voel me een afvoerputje.’ We hebben ervoor gekozen om de uitkomsten te presenteren in het Laaktheater. Hier kwamen vele professionals op af. Het hoeft dus niet altijd door middel van een rapport.”
Welke randvoorwaarden gelden voor responsief onderzoek?
“De onderzoeker zorgt ervoor dat er voldoende psychologische veiligheid is voor de deelnemers. Zet stakeholders niet zomaar bij elkaar als er sprake is van een machtsafstand. Responsieve evaluatie is een gefaseerd multi-stakeholderproces waarbij stakeholders eerst zelf hun issues bepalen om vervolgens met elkaar in gesprek te gaan. Dit zorgt ervoor dat stakeholders die minder gehoord zijn eerst in onderlinge dialoog met elkaar kunnen bepalen wat voor hen van waarde is. Dat brengt al een proces van empowerment op gang en maakt ze sterker aan de ‘onderhandelingstafel’. Voorts creëert de onderzoeker tijdens de dialoogsessie een communicatiestructuur waar voldoende ruimte is voor iedereen. Daarnaast is het belangrijk dat elke deelnemer beschikt over dezelfde hulpbronnen c.q. informatie.”
Wat vraagt responsief onderzoek van de onderzoeker?
“De onderzoeker moet niet alleen analytisch sterk zijn, maar moet ook beschikken over interpersoonlijke vaardigheden. Zo moet de onderzoeker de vaardigheid hebben om de deelnemers op hun gemak te stellen, vertrouwen te schenken. Ook moet de onderzoeker om kunnen gaan met ambiguïteit en relationeel vaardig zijn. De onderzoeker is bij responsief onderzoek meer facilitator en zorgt voor een wederzijds leerproces en goede onderlinge communicatie. De onderzoeker is geen rechter die een oordeel geeft. Het gaat er veel meer om dat je begrip kweekt over en weer.”
Wat zijn de valkuilen?
“Dat je de belofte aan de deelnemers dat ze daadwerkelijk kunnen participeren niet nakomt. Dit werkt contraproductief. Daarnaast heeft de onderzoeker weleens de neiging om zichzelf als expert op te stellen, maar dat werkt niet. De deelnemers moeten zelf met elkaar tot een oplossing komen door goed naar elkaar te luisteren. Daar de tijd voor nemen om echt de complexiteit van een vraagstuk te doorgronden vanuit meerdere perspectieven is al een uitdaging op zich in een context die vaak uit is op quick fixes.”
Hoe kom je aan kennis over dit onderwerp?
“Er is veel geschreven over dit type onderzoek en over de vierde generatie evaluatie. Daarnaast geef ik een masterclass in de leergang Beleidsonderzoek in nieuwe tijden aan de Universiteit van Amsterdam. Hier komt responsief onderzoek uitgebreid aan bod. Naast dat je er veel over kunt lezen, is samenwerken met iemand die ervaring heeft het meest effectief. In de praktijk en door imitatie leer je het meest. Op deze manier wordt stilzwijgend de kennis overgedragen.”
Wat kan het auditors opleveren?
“Het is een benadering die oog heeft voor de complexiteit van vraagstukken, de meervoudigheid van waarden en behoefte van stakeholders om zeggenschap te hebben. De benadering is theoretisch goed onderbouwd en geeft duidelijke methodologische richtlijnen die ook toepasbaar zijn voor auditoren. Ik kan een aantal voorbeelden bedenken. Bijvoorbeeld als auditor van een zorgorganisatie. Wat is de kwaliteit voor de zorg vanuit het oogpunt van de bewoners van het verpleegtehuis, vanuit de verzorgenden en verpleegkundigen, artsen en vanuit het bestuur? Een ander voorbeeld is: wat betekent goed wonen? Dit vanuit het perspectief van de huismeester, de huurder, de woningcorporatie, de omwonenden en de gemeenten. Laat ze met elkaar in gesprek gaan met de auditor als facilitator.”
Hebt u nog een uitsmijter?
“Ik vind het heel leuk dat deze benadering levend is en de aandacht heeft van auditors. In deze tijd van tegenstellingen is dit soort onderzoek in mijn optiek noodzakelijk. Het verschaft een methodologie om heel gestructureerd praktijk en beleid te evalueren en heeft maatschappelijke impact.”
Over
Prof.dr. Tineke Abma is directeur-bestuurder van Leyden Academy on Vitality and Ageing. Daarnaast is zij bijzonder hoogleraar Ouderenparticipatie bij de afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde (PHEG) van het Leids Universitair Medisch Centrum. Verder is Abma een autoriteit op het gebied van responsief onderzoek, een onderwerp waar ze op gepromoveerd is.
Reacties (1)
Wilt u ook een reactie plaatsen?
Voor het plaatsen van een reactie vereisen wij dat u bent ingelogd. Heeft u nog geen account? Registreer u dan nu. Wilt u meer informatie over deze vereiste? Lees dan ons privacyreglement.
Lees meer over dit onderwerp:
Met de accountant op het pad van gedrag en cultuur
De NBA stimuleert met de herziene Handreiking 1118 toenemende transparantie van de accountant over de aanpak van en bevindingen tijdens de jaarrekeningcontrole.
Lees meerWerken met cultuur
Cultuur is binnen het domein van veiligheid inmiddels een vertrouwd concept. Wat zijn de ervaringen vanuit het domein veiligheid met cultuur(onderzoek) en wat is de rol van de internal auditor?
Lees meer
Ik vind dit een aantrekkelijk artikel van het interview met mevrouw Abma omdat het voor mij ook herkenbaar is uit mijn praktijk als auditor. Zeker in een complexe omgeving, waar de governance structuur nog niet zo helder is (bijvoorbeeld werken in een matrix organisatie) en ook de norm of standaard ter discussie staat, biedt deze bredere benadering van de stakeholders goede resultaten, door elkaars ervaringen te delen, begrip te krijgen voor de andere kant van de medaille en de dialoog die daardoor ontstaat. Dit bevordert weer het begrip voor en acceptatie van de audit findings. Ik denk dat veel meer collega’s hier ook tegen aan lopen en dit inzicht kan m.i. behulpzaam zijn.