Stereotyperingsbias bij auditors tijdens videoconferentie
Door de enorme opkomst in het gebruik van videoconferentie raakte ik geïnspireerd door de vraag of het gebruik van digitale achtergronden voor bias zorgt. Kunnen daardoor vooroordelen ontstaan door stereotypering waardoor de oordeelsvorming van de auditor kan worden beïnvloed?
Het gevaar van vooroordelen als gevolg van stereotypering is dat dit impact kan hebben op de risico-inschatting en de uiteindelijke oordeelsvorming van de auditor. Het management mag redelijkerwijs van de auditor verwachten dat hij objectief, deskundig en gedegen onderzoek uitvoert volgens de standaarden van het Instituut van Internal Auditors (IIA) (IIA Global, 2017). Als het oordeel van de auditor toch door de vooroordelen van stereotypering wordt beïnvloed, bestaat de kans dat het management op een beïnvloed oordeel en risico-inschatting besluiten neemt.
Het zou kunnen zijn dat auditors worden beïnvloed door het type achtergrond van de auditee. Dit zou dan leiden tot vooroordelen vanuit stereotypering. Echter, onduidelijk is of hier sprake van is, en zo ja, in welke mate. Het doel van het onderzoek was dan ook vaststellen of en in hoeverre de auditor zich laat beïnvloeden door de keuze van de achtergrond van de auditee bij digitaal afgenomen interviews.
Theorie
Uit de literatuur komt naar voren dat waarnemers mensen categoriseren. Deze categorisatie vindt vrijwel direct na de eerste ontmoeting plaats en doorgaans met behulp van de voor de hand liggende visueel opvallende aanwijzingen, zoals geslacht, leeftijd, ras en lichaamsgrootte. Dit kan ook van invloed zijn op het oordeel van de auditor als gevolg van stereotypering.
Eerdere onderzoeken tonen aan dat het werk van een nette, zakelijke, aantrekkelijke uitziende auditee op een andere manier wordt beoordeeld dan het werk van een slordige, onaantrekkelijke en ongeïnteresseerde auditee (Hummel & Saraber, 2009). Maar ook het gender van de auditee kan van invloed zijn op het oordeel van de auditee. Zo is gebleken uit de literatuur dat mannelijke auditors vrouwelijke auditees negatiever beoordelen dan mannelijke auditees. Andersom bleek dit overigens niet het geval.
Auditors laten zich dus beïnvloeden als gevolg van stereotypering als het specifiek om de persoon in kwestie gaat, in dit geval de auditee (Franken, 2018). Om te onderzoeken of de auditor zich ook laat beïnvloeden door het type digitale achtergrond van de auditee is praktijkonderzoek uitgevoerd in de vorm van een experiment. Hiervoor is vanuit de wetenschappelijke en vaktechnische literatuur de volgende nulhypothese opgesteld: de auditor wordt in zijn oordeelsvorming niet beïnvloed door de digitale achtergrond van de auditee.
Op basis van de literatuur was de verwachting dat auditors de auditee verschillend beoordelen, afhankelijk van de getoonde achtergrond
Praktijkonderzoek
Het experiment was zo opgezet dat alle factoren van de opname van het interview met de auditee identiek waren met uitzondering van de digitale achtergrond. Dit maakte het mogelijk om te onderzoeken of de twee groepen tot een significant ander oordeel kwamen. Op basis van de literatuur was de verwachting dat auditors de auditee verschillend beoordelen, afhankelijk van de getoonde achtergrond. De verwachting is dat een uitgesproken digitale achtergrond (experimentele groep) zal leiden tot lagere scores dan de neutrale digitale achtergrond (controlegroep).
Deelnemers kregen een casus voorgelegd die bestond uit een interview met een auditee en bijbehorende vragen. Er is gekozen om gebruik te maken van een bestaande casus. De casus is ontleend aan het onderzoek van Hummel & Saraber (2009). Hummel & Saraber hebben in 2009 een soortgelijk onderzoek gedaan naar de verschillende factoren die het oordeel van auditors kunnen beïnvloeden, waaronder het uiterlijk van de auditee en diens omgeving.
Aangepaste casus
Voor dit onderzoek is de casus aangepast door de variabele ‘uiterlijke kenmerken en de werkomgeving van de auditee’ uit de casus te verwijderen. Deze variabele is vervangen door de variabele ‘digitale achtergrond van de auditee’. In de casus is een beschrijving van een ondersteunend proces – het facturatieproces – opgenomen dat bij veel organisaties voorkomt. Voor dit laatste is expliciet gekozen, omdat elke auditor verwacht wordt basiskennis te bezitten van procesbeheersing en regelmatig wordt gevraagd dergelijke processen te beoordelen.
Het interview is vervolgens volgens het script van Hummel & Saraber (2009) opgenomen met de auditee voor een green screen. Een green screen maakt het mogelijk om na een opname een fictieve achtergrond toe te voegen. Dit maakt het mogelijk om na de opname een uitgesproken digitale achtergrond te selecteren voor de experimentele groep (zie afbeelding 1) en een neutrale digitale achtergrond voor de controlegroep (zie afbeelding 2). Hierdoor is de veranderde factor enkel en alleen de digitale achtergrond en blijft het interview met de auditee hetzelfde. Dat laatste is dat wat in dit onderzoek centraal stond.
De populatie voor dit onderzoek bestond uit Nederlandse auditors. Onder auditors wordt in dit onderzoek verstaan zowel interne als externe auditors. Dit zijn alle Nederlandse auditors die werken als financial auditor, operational auditor, IT-auditor of compliance auditors. Maar ook accountants die werken binnen de externe auditpraktijk of sinds kort niet meer werken als auditor. Het experiment is digitaal via Google Formulieren uitgezet bij in totaal 96 deelnemers die een toezegging hebben gedaan mee te werken aan het onderzoek. In totaal zijn er 79 (82,3%) bruikbare reacties ontvangen. Op basis van de respondenten per groep is n=37 voor de controlegroep en n=42 voor de experimentele groep.
Vragenlijst
De eerste vier vragen uit de vragenlijst gingen specifiek in op het oordeel van de auditor en de inschatting van risico’s over het hele stelsel van beheersmaatregelen binnen het facturatieproces en het hele stelsel aan beheersmaatregelen ten behoeve van de aansluiting tussen de werkelijke, geschreven en gefactureerde uren bij Arbovitaal (fictief bedrijf). De overige zeven vragen uit de vragenlijst waren erop gericht te onderzoeken of de auditor de auditee anders zou beoordelen op het gebied van kennis, houding, motivatie en vaardigheden afhankelijk van het type digitale achtergrond.
Resultaat
Voor de toetsing van de nulhypothese zijn per vraag de antwoorden tussen de controlegroep en de experimentele groep geanalyseerd. Uit het onderzoek volgt dat niet kan worden aangetoond dat het type achtergrond enig effect heeft op de oordeelsvorming van de auditor. Ook de kennis, houding, motivatie en vaardigheden van de auditee als persoon werden niet significant anders beoordeeld door de auditor. Het type digitale achtergrond heeft dus geen effect op de oordeelsvorming over het proces, maar ook niet op de persoon. Daarmee is de algemene conclusie dat op grond van de analyse van de resultaten de nulhypothese dus niet verworpen kan worden. De auditor wordt niet beïnvloed door de digitale achtergrond van de auditee.
Er blijkt geen statistisch bewijs dat de auditor zich laat beïnvloeden door de keuze van de achtergrond van de auditee bij een digitaal afgenomen interview
Niet bekrachtigd
Met het uitgevoerde experiment zijn de resultaten uit de literatuurstudie, welke de basis vormde voor de verwachting van dit onderzoek, niet volledig bekrachtigd. Er blijkt geen statistisch bewijs dat de auditor zich laat beïnvloeden door de keuze van de achtergrond van de auditee bij een digitaal afgenomen interview. Uit eerder onderzoek van Hummel & Saraber (2009) blijkt dat het werk van een nette, zakelijk en aantrekkelijke uitziende auditee beter wordt beoordeeld dan het werk van een slordig, onaantrekkelijk en ongeïnteresseerde auditee als gevolg van het stereotyperingsbias. Eerder onderzoek van Franken (2018) toonde daarnaast al aan dat het oordeel van de auditors daadwerkelijk beïnvloed wordt door gender.
In dit experiment was het interview met de auditee identiek voor de controlegroep en de experimentele groep. Het enige verschil zat in het type digitale achtergrond. De resultaten van het experiment uit mijn onderzoek laten zien dat er geen statistisch bewijs is dat er een effect is in oordeelsvorming tussen de controlegroep en de experimentele groep. Het verschil in de resultaten ten opzichte van het onderzoek van Hummel & Saraber (2009) en Franken (2018) kan zijn veroorzaakt doordat in eerder onderzoek de auditee als persoon een veranderende factor was in het experiment. Dit lijkt sterk van invloed op de oordeelsvorming van de auditor.
Vervolgonderzoek nodig
De resultaten van dit onderzoek sluiten niet aan bij de verwachting uit eerder onderzoek, daarom verdient de stereotyperingsbias in relatie tot andere professies vervolgonderzoek. Het doel hiervan moet zijn vast te stellen of het uniek is onder de auditorsberoepsgroep dat er geen effecten zijn of dat dit in andere professies ook het geval is. Op basis van dit onderzoek kan hierover geen oordeel worden gegeven. Op basis van de vergelijking met andere onderzoeken lijkt dat de persoon die het interview geeft (man, vrouw, netjes of slordig) wel impact heeft op de oordeelsvorming.
Omdat in dit onderzoek de focus lag op het type digitale achtergrond (neutraal of uitgesproken) is niet vastgesteld of de persoon in kwestie een rol heeft gespeeld onder de deelnemers van het experiment. Vervolgonderzoek kan ook meer duidelijkheid geven of het vakgebied extra aandacht moet besteden aan startende auditors, omdat deze vaak minder kennis hebben over dit onderwerp. Echter, dit hangt ook af van mogelijke uitkomsten van soortgelijk onderzoek onder andere professies.
Over
Robert Dreyer is global operational risk manager bij ING. Daarvoor werkte hij ruim twee jaar als senior internal auditor binnen ING en heeft hij vijf jaar werkervaring als externe accountant bij PwC. Hij voltooide met dit onderzoek zijn opleiding Executive MSc of Internal Auditing aan de Universiteit van Amsterdam.
Reacties (0)
Lees meer over dit onderwerp:
Soft controls inzetten om gewenst gedrag te stimuleren
Vraagstukken over bijvoorbeeld de aanpak van discriminatie en het creëren van een veilige en inclusieve werkomgeving staan hoog op de agenda bij de politie. Maar hoe stuur je van een grote, directieve ‘klassieke’ organisatie naar een ‘verbindende’ organisatie zonder het gezag te verliezen?
Lees meerEffectiviteit van de internal auditfunctie
Van een IAF wordt verwacht dat zij zich aan de spelregels van het beroep houdt. Onder meer aan de IIA Standaarden. Maar bestaat er een verband tussen de naleving van de IIA Standaarden en de effectiviteit van de IAF?
Lees meer
Wilt u ook een reactie plaatsen?
Voor het plaatsen van een reactie vereisen wij dat u bent ingelogd. Heeft u nog geen account? Registreer u dan nu. Wilt u meer informatie over deze vereiste? Lees dan ons privacyreglement.