Ik – Mij – Mijn
Schijnbaar nooit eerder in onze maatschappij werd het individuele ‘ik’ zo gevierd en gecultiveerd als nu.
Echter, in de Westerse filosofie heeft de zegetocht van het ‘ik’ een glansrijke voorgeschiedenis van meer dan tweeduizend jaar. Ze reikt van vijfhonderd voor Christus (Plato) tot in onze tijd (Habermas). Descartes introduceert de Moderniteit en viert het ‘ik’ als de enige bron van zekerheid. Het autonome ‘ik’, geëmancipeerd en krachtig, assertief in zijn identiteit en eigenheid, is tot ideaal geworden.
Bejaarden moeten zo lang als mogelijk ‘onafhankelijk’ blijven. Kinderen moeten tot autonomie worden opgevoed. Zelfs het volwassen ‘ik’ moet groeien – en daarvoor bestaat een complete, winstgevende industrie: McMindfulness. Maar niet alleen individuen gaan prat op de autonomie van hun krachtige ego en hun autonome identiteit, ook minderheden, bevolkingsgroepen, provincies en complete naties beroepen zich op hun identiteit en vieren hun autonomie.
Bij ‘ik’ en ‘mij’ hoort ‘mijn’. ‘Mijn’, als bezittelijk voornaamwoord, verwijst naar individualiteit, naar eigendom in welke vorm dan ook, naar iets dat van ‘mij’ is en niet van ‘jou’. Deze dualiteit van ‘ik’ versus ‘jij’, van ‘wij’ versus ‘zij’, ligt aan de wortel van elk intermenselijk conflict, in huwelijk en relatie, op de werkvloer, tussen bevolkingsgroepen, of tussen naties. Het ‘ik’ (of het ‘wij’) is daarbij vertrouwd en veilig, het ‘jij’ (of het ‘zij’) is anders. Hoe meer gedefinieerd en autonoom mijn identiteit, hoe kwetsbaarder ik in feite ben. De identiteit van het autonome ego is het dynamiet onder elke relatie.
Het is interessant om te constateren dat cognitieve neurowetenschap en, bijvoorbeeld, Boeddhisme, het concept van het autonome ego niet steunen. Waar wordt uitgegaan van een oneindige fluïditeit en verandering, van een onderlinge afhankelijkheid van alles wat er bestaat, is geen plaats voor gevestigde en stabiele identiteit of autonomie. Siddharta Gautama, de Boeddha, een tijdgenoot van Plato overigens, deconstrueerde het ego. Hij onderwees, naast de tijdelijkheid en de onderlinge verbondenheid van alles met alles op deze planeet, het niet bestaan van een autonoom zelf. Sterker nog, het ‘ik’ is de bron van lijden en conflict: het wil steeds meer, het wil – in onze termen – meer ‘groei’, persoonlijk en economisch, het wil – in opdracht van ‘Genesis’ – de natuur overheersen.
Waar het bestaan van een autonome ‘ik’ moet worden aangemerkt als een illusie, is het concept van onafhankelijkheid evenzeer problematisch. Onafhankelijkheid verwijst steeds naar een betrekking, het is dualistisch: ik ben onafhankelijk van iets. Wetenschap en Boeddhisme daarentegen leren ons dat deze onafhankelijkheid een tragische illusie is die vooral leed veroorzaakt. Levende wezens zijn juist interdependent, zij hebben elkaar nodig om te functioneren. Goedbedoelende politici die proberen om ‘natuur terug te halen’, trappen in een dualistische valkuil: de valkuil van wij versus zij, van ons en de natuur. We kunnen de natuur niet terughalen – wij zijn de natuur. Wij staan er niet autonoom los van, wij zijn er een minuscuul en een uiterst kwetsbaar onderdeel van.
Over
Dr. Michael M. Tophoff is klinisch psycholoog, doceert aan de UvA Business School (EMIA) en adviseert internationale ondernemingen.
Reacties (0)
Lees meer over dit onderwerp:
De monogamie voorbij...?
Het Westers instituut van het monogame liefdeshuwelijk is, historisch gezien, nog niet eens zo oud. Is het desondanks aan vervanging toe?
Lees meerHet vrije woord
Grote kans dat het gebruik van het ‘n-woord’ aanleiding geeft tot een shitstorm, zeker als je zelf, als auteur, niet van kleur bent. Over zwangerschap schrijven als man... problematisch. Over queer schrijven als hetero... idem. Over een paard schrijven kan alleen een paard.
Lees meer
Wilt u ook een reactie plaatsen?
Voor het plaatsen van een reactie vereisen wij dat u bent ingelogd. Heeft u nog geen account? Registreer u dan nu. Wilt u meer informatie over deze vereiste? Lees dan ons privacyreglement.