Van verboden naar verantwoordelijkheid

Van verboden naar verantwoordelijkheid

Auteur: Danah Olie
Beeld: Unsplash by Uitbundig - iStock
7 min

Maatschappelijke opvattingen over het gebruik van genotmiddelen veranderen door de tijd heen. Sommige middelen worden al jarenlang door de overheid gereguleerd, terwijl het gebruik van andere middelen juist wordt versoepeld. Wat is de maatschappelijke taak van de overheid en van bedrijven die actief zijn in de genotmiddelenindustrie met betrekking tot de regulering van genotmiddelen?

Stel je voor: het is twee uur ’s middags. Je hebt net je boterhammetje met kaas gegeten en de helft van het kantoor steekt een sigaret op achter zijn bureau. Dit kunnen wij ons nu amper nog inbeelden, maar binnen roken was tot 2004 legaal én gangbaar in Nederland. Aan de andere kant van de wereld, en wat langer geleden, werd in de jaren twintig van de vorige eeuw het stoken en de verkoop van alcohol strafbaar gesteld in de Verenigde Staten (met als doel het alcoholgebruik in te perken). Dit is opvallend, omdat veel soorten drugs pas in 1970 werden gereguleerd in de Controlled Substances Act (Jellinek, 2015). Met andere woorden, het gebruik van bijvoorbeeld amfetaminen werd in deze tijd minder gereguleerd door de Amerikaanse overheid dan het gebruik van alcohol.

Overheidsregulering van alcohol, tabak en drugs

De hiervoor genoemde situaties zijn voorbeelden van overheidsregulering van genotmiddelen. Dit zijn middelen die – het woord zegt het al – voor het genot dienen en in de wetenschappelijke literatuur vaak worden geassocieerd met (misbruik van) de middelen alcohol, tabak en drugs. Het zijn dan ook voorbeelden van genotmiddelen waarvan de overheid het gebruik probeert in te perken door te verbieden, te beperken of te ontmoedigen. Dit is vanwege de bijbehorende risico’s niet gek. Onder andere verkoop en bezit van drugs zijn in Nederland al meer dan een eeuw verboden.

In het Nationaal Preventieakkoord zijn afspraken met maatschappelijk partners gemaakt over het ontmoedigen van en voorlichten over gebruik

Daarnaast richt de Nederlandse overheid zich in het Nationaal Preventieakkoord, met als doel ‘een gezonder Nederland’, niet voor niets op roken, alcohol en voeding (en inmiddels ook op mentale gezondheid). Dit zijn namelijk de belangrijkste oorzaken van de ziektelast in Nederland (Nationaal Preventieakkoord, 2018 en Kamerbrief over Preventie voor Leefstijldebat 24 maart 2022). Gebruik van de hiervoor genoemde middelen is niet strafbaar gesteld, maar wel gereguleerd. Bijvoorbeeld door het invoeren van minimumleeftijden en verbod op gebruik van of verkoop op bepaalde plekken en in bepaalde situaties (denk aan rijden onder invloed). Het recent ingevoerde verbod op verkoop van vapes in andere smaken dan tabak is hier ook een voorbeeld van. In het Nationaal Preventieakkoord zijn afspraken met maatschappelijk partners gemaakt over het ontmoedigen van en voorlichten over gebruik (Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, z.d.).

Versoepelen

De overheid kan er ook voor kiezen het gebruik van genotsmiddelen te versoepelen. Waar het produceren, bezitten en verkopen van verdovende middelen eerst als misdrijf werd aangemerkt voor alle middelen op de Opiumlijsten, werd dit later versoepeld (ook wel: decriminalisering). Strafbaarstelling van verdovende middelen (waaronder cannabis) in de Opiumwet kwam voort uit het Verdrag Internationale Opiumconferentie dat in 1912 werd ondertekend in Den Haag. Hiertoe werd besloten omdat het gebruik van bijvoorbeeld opiaten steeds problematischer begon te worden.

In de jaren dertig maakte het toenmalige ministerie van Volksgezondheid zich echter al hard om niet de verslaafde, maar de verkoper te criminaliseren. Het rapport Ruimte in het drugbeleid (1971) hintte zelfs op totale decriminalisering van het gebruik van drugs, maar adviseerde wel per stof het risico voor de gebruiker en de samenleving te identificeren. Dit leidde uiteindelijk tot het bekende Nederlandse gedoogbeleid van cannabis. Kort samengevat houdt dit gedoogbeleid in dat onderscheid is gemaakt in ‘harddrugs’ (lijst I) en ‘softdrugs’ (lijst II) van de Opiumwet. Hierdoor is bezit van een bepaalde hoeveelheid van bijvoorbeeld cannabis niet meer een misdrijf, maar een overtreding en is verkoop in coffeeshops toegestaan (decriminalisering) (WODC en Trimbos-instituut, 2009).

Gedoogbeleid

Het gedoogbeleid is een voorbeeld van verandering in overheidsregulering door een verschuiving van de maatschappelijke visie op de taak van de overheid: de schade die het gebruik van drugs kan veroorzaken moet worden voorkomen en beperkt door in te zetten op preventie en ondersteuning in plaats van via het strafrecht. Nederland loopt inmiddels zelfs achter: in enkele andere landen de is de hele keten gelegaliseerd. In tegenstelling tot in Nederland, waar de productie nog altijd strafbaar is (in 2020 startte het Experiment gesloten coffeeshopketen) (Trimbos-instituut, 2017).

Naast een verschuiving in visie op de taak van de overheid kan wetenschappelijk onderzoek ook leiden tot nieuwe inzichten. In principe zijn middelen die op lijst I van de Opiumwet staan strenger verboden, omdat er volgens de overheid onaanvaardbare risico’s mee gemoeid zijn. Zo ook MDMA dat bekend staat als ‘partydrug’. In de medische wereld worden echter ook de positieve aspecten van enkele middelen onderzocht, zoals het toedienen van psychedelica (waaronder MDMA) bij de behandeling van PTSS (Tijdschrift voor Psychiatrie, 2020). Hoewel dit gebruik onder begeleiding van medische professionals plaatsvindt, is het vooralsnog onduidelijk voor wie gebruik echt geschikt is. Ook kan de vraag gesteld worden of het gebruik van drugs als medicijn uiteindelijk zal leiden tot een verschuiving in de maatschappelijke visie op het gebruik en uiteindelijk tot regulering.

Overheidsregulering andere vormen van genot

Problematisch gebruik van de hiervoor genoemde middelen kan leiden tot een middelenstoornis (DSM, 2018), maar genot an sich is een breed begrip. Naast alcohol, drugs en tabak zijn er natuurlijk ook vormen van genot die niet schadelijk zijn. Daarnaast zijn er vormen van genot die niet onder middelenmisbruik vallen, maar die wel risico’s met zich kunnen meebrengen of waar ook bepaald problematisch gedrag vertoond kan worden, zoals bijvoorbeeld gokken of gamen (Boom Psychologie, 2015).

De regulering van genotmiddelen is een interessant thema voor de internal auditor, omdat veranderingen in wetgeving impact kunnen hebben op de bedrijfsvoering

Sponsordeal EasyToys

Ook bij deze vormen kan regulering, naast fysieke gezondheidsrisico’s als aanleiding, tot stand komen door de maatschappelijke visie op het genotmiddel. Denk bijvoorbeeld aan de discussie rondom de sponsordeal tussen het in seksspeeltjes gespecialiseerde EasyToys en voetbalclub FC Emmen (RTL Nieuws, 16 september 2020). Voetbalbond KNVB stond deze deal in de eerste instantie niet toe ‘op basis van goed fatsoen’. Tegenstanders van het verbod wezen op de dubbele moraal van de voetbalbond: waarom kan sponsoring door (online) gokbedrijven dan wel door de beugel (Trouw, 18 september 2020)? Hoewel het hier ging om een uitspraak van de KNVB, is het reclame maken voor online kansspelen inmiddels aan banden gelegd. Sportsponsoring door online aanbieders is verboden per 1 juli 2025 (Stichting Reclamecode, z.d.). De sponsoring van EasyToys is wel toegestaan.

Ook al is de reclame voor online kansspelen onlangs gereguleerd, de kanttekening dient te worden gemaakt dat het aanbieden van online kansspelen juist onlangs is gelegaliseerd (met andere woorden: decriminalisering van een ‘genotmiddel’). Bij de legalisering is de afweging gemaakt of het reguleren van online kansspelen waarmee het aanbod veiliger en eerlijker voor de consument wordt, opweegt tegen de schadelijke gevolgen van het gokken. Evaluatie in 2024 moet aantonen of dit inderdaad het geval is (WODC, 2023).

De taak van de overheid

Deze aanpassing in wet- en regelgeving roept de vraag op of deze afweging ook voor andere genotmiddelen zou moeten gelden, of dat de overheid genotmiddelen juist meer zou moeten reguleren. Lobbyorganisatie Foodwatch geeft bijvoorbeeld aan dat de akkoorden met de voedselindustrie (waaronder het Nationaal Preventieakkoord) een te vrijblijvend karakter hebben, en wil meer duidelijke wetten en regels (Bestuurskundige berichten, 2022). Een tegenargument is echter dat de verantwoordelijkheid bij het bedrijf (of de consument) zou moeten liggen en niet bij de overheid.

CSRD

Hieraan gerelateerd staat de invoering van de corporate sustainability reporting directive (CSRD). Deze wet legt geen regels op aan bedrijven over hoe ze moeten opereren om schade aan de natuur te voorkomen, maar dwingt de bedrijven onderworpen aan de CSRD te rapporteren over niet-financiële gegevens. Hierdoor komt meer verantwoordelijkheid bij het bedrijf te liggen. Tabel 1 geeft aan welke bedrijven CSRD-plichtig worden (CSRD, 2023).

Tabel 1. CSRD-plichtige bedrijven

Elk CSRD-plichtig bedrijf moet gaan rapporteren over bepaalde niet-financiële gegevens. Niet ieder duurzaamheidsthema is relevant voor elk bedrijf: een onderwerp als dierenwelzijn zal minder van belang zijn voor een bierbrouwer dan voor een farmaceut. Welke gegevens (materiële thema’s) uit de European sustainability reporting standards (ESRS) relevant zijn voor een bedrijf, wordt bepaald door middel van een dubbele materialiteitsanalyse. Hierbij is het van belang om de hele waardeketen mee te nemen en dus ook rekening te houden met mogelijke impact die plaatsvindt buiten de eigen operaties, zowel upstream (vooraf – bijvoorbeeld bij leveranciers) als downstream (achteraf – bijvoorbeeld bij de consument).

Materiële thema’s

Tabel 2 geeft de materiële thema’s weer. In deze analyse wordt naast het identificeren van kansen en risico’s ook de (zowel positieve als negatieve) impact van een bedrijf in kaart gebracht. Uiteindelijk betekent dit dus dat bedrijven zelf verantwoording moeten afleggen over hun impact op de samenleving (ESRS, 2023). In de ESRS is vastgelegd hoe bedrijven moeten rapporteren over de thema’s.

Tabel 2. Thema’s ESRS-standaarden

De ESRS maakt dus onderscheid in verschillende materiële thema’s. In relatie tot problematisch gebruik van genotmiddelen heeft dit mogelijk de uitwerking dat de standaard S4 materieel wordt, waardoor CSRD-plichtige bedrijven hier dan dus over moeten gaan rapporteren. De uitwerking van deze standaard beschrijft dat bedrijven moeten rapporteren over welke acties zij ondernemen om potentiële negatieve impact te beperken. Onder elk thema hangen subthema’s (en waar nodig ook weer subsubthema’s). Tabel 3 geeft deze voor standaard S4 weer.

Tabel 3. Duurzaamheidsthema en onderliggende sub- en subsubthema’s onder S4

S4 en subsubthema’s

Voor een bierbrouwer of gokbedrijf zou het subsubthema veiligheid en gezondheid als materieel kunnen worden aangemerkt. Vanwege regulering rondom gebruik en het aanbieden van alcohol en gokdiensten (bijvoorbeeld minimumleeftijden), is het waarschijnlijk dat ook maatschappelijk verantwoorde marketingpraktijken (bijvoorbeeld ‘drink met mate’) een materieel thema is. Het is echter aan het bedrijf zelf om dit te bepalen. Zou een bedrijf als EasyToys CSRD-plichtig zijn, dan zullen zij moeten beargumenteren of een subsubthema als maatschappelijk verantwoorde marketingpraktijk wel of niet materieel is. De controlerend accountant geeft uiteindelijk een oordeel over de uitwerking van de standaarden in de duurzaamheidsrapportage.

Wat heeft dit te maken met ons vakgebied?

De regulering van genotmiddelen is een interessant thema voor de internal auditor, omdat veranderingen in wetgeving impact kunnen hebben op de bedrijfsvoering en kunnen leiden tot risico’s op onder andere strategisch en operationeel niveau. Mogelijk leidt dit ook tot veranderingen in het auditjaarplan.

Voor de bedrijven die CSRD-plichtig worden is het verband met internal audit makkelijk gelegd. De voorbereiding, identificatie van relevante duurzaamheidsthema’s, verzameling en rapportage van de niet-financiële gegevens zijn allemaal onderwerpen die in het auditplan kunnen worden meegenomen. Zie ook Internal audit for good, (Audit Magazine, december 2023),  voor mogelijke bijdragen van internal audit op het gebied van duurzaamheid. Het zou natuurlijk nog mooier zijn als ook bedrijven die niet onder de CSRD vallen ook een dergelijke analyse uitvoeren om inzicht te verkrijgen in de gebieden waar zij de meeste impact veroorzaken en hier verantwoordelijkheid kunnen nemen. Hierbij kan internal audit ondersteunen door bewustwording binnen de organisatie te creëren. Genoeg mogelijkheden dus voor internal audit in relatie tot genotmiddelen!

 

Over
Danah Olie is consultant in risicomanagement en internal audit in de risk consultingpraktijk bij Mazars. Zij haalde zowel haar bachelor en masterdiploma in criminologie.

Een artikel aanleveren? Lees onze auteursinstructies.
0 likes

Reacties (0)

Wilt u ook een reactie plaatsen?

Voor het plaatsen van een reactie vereisen wij dat u bent ingelogd. Heeft u nog geen account? Registreer u dan nu. Wilt u meer informatie over deze vereiste? Lees dan ons privacyreglement.

Lees meer over dit onderwerp: